Samenvatting
Rond 1960 zag de Nederlandse paragnost Gerard Croiset (1909-1980) ‘mensen met – onverklaarbaar geachte – klachten als verlammingen of een neurologische aandoening’. In het archief van Stichting Het Johan Borgman Fonds zocht ik naar de effecten van de adviezen en de behandeling van Croiset bij patiënten met deze klachten, die mogelijk de diagnose ‘conversiestoornis’ hadden. Tegen mijn verwachting in behandelde Croiset geen patiënten met een conversiestoornis. Zijn adviezen en behandeling hadden succes bij patiënten met poliomyelitis, epilepsie, lumbale hernia en infantiele encefalopathie. 4 patiënten waren door de initiële behandelaar onvoldoende gestimuleerd hun resterende spierkracht te verbeteren met oefeningen, bij 2 patiënten was de behandelaar niet goed ingegaan op hun angst en bij 1 patiënt had de behandelaar star vastgehouden aan de ingestelde therapie. Als alternatieve genezers succes hebben, is dat blijkbaar niet alleen bij patiënten met onbegrepen klachten en is dat niet altijd het gevolg van een placebo-effect.
artikel
De Nederlandse paragnost Gerard Croiset (1909-1980) was rond de jaren 60 van de vorige eeuw in binnen- en buitenland zeer bekend door zijn adviezen over vermissingen en misdaden aan politie en justitie. Croiset werd geboren in de commune Walden van psychiater en schrijver Frederik van Eeden. Vanaf zijn achtste werd Croiset, nadat zijn ouders uit elkaar waren gegaan, ondergebracht in pleeggezinnen. Na de lagere school volgde hij geen verdere opleiding. Hij legde zijn werk vast voor Wilhelm Tenhaeff, bijzonder hoogleraar parapsychologie aan de Universiteit Utrecht, die in de jaren 60 de meest productieve hoogleraar van de faculteit Psychologie was.
Het archief van Croiset is overgedragen aan Stichting Het Johan Borgman Fonds in Odijk, een stichting ‘ter behoud van de historie van het Nederlands parapsychologisch erfgoed’. In dit archief bevinden zich meer en minder gedetailleerde beschrijvingen van 891 patiënten die Croiset adviseerde of behandelde. Zijn behandeling bestond uit magnetiseren, gebaseerd op de leer van het magnetisme of mesmerisme.1 Croiset ging met zijn handen boven de te behandelen spieren op en neer, waarbij hij trillende bewegingen maakte. Hij vroeg de patiënt daarna zoveel mogelijk spieren aan te spannen. Als er na 3 weken geen verbetering was, stopte hij de behandeling. Patiënten mochten zelf bepalen welk bedrag zij voor de behandeling over hadden. Deze praktijk was Croiset’s belangrijkste bron van inkomen, waarvan hij en zijn gezin goed konden leven. Croiset ontving in zijn praktijk, waar wachtkamer en spreekkamer één ruimte waren, ‘mensen met – onverklaarbaar geachte – klachten als verlammingen of een neurologische aandoening’.2
In het archief zocht ik naar de effecten van de adviezen en de behandeling van Croiset bij patiënten uit de hiervoor genoemde patiëntencategorie, die mogelijk de diagnose ‘conversiestoornis’ (functionele neurologische symptoomstoornis) hadden.
Methode
In het archief te Odijk bestudeerde ik uitsluitend de medische casussen. De nummers van de dossiers waaruit ik de casussen selecteerde zijn bekend bij de directeur van de Stichting Het Johan Borgman Fonds. Mijn selectiecriteria waren: de aard van de klachten van de patiënt (wel of niet neurologisch); en het effect van de adviezen of behandeling was uit de beschrijving afleidbaar. Het effect van behandeling scoorde ik als ‘positief’ of ‘negatief’. De score was negatief als het gunstige effect van een advies of de behandeling niet eenduidig aan Croiset kon worden toegeschreven omdat er een andere verklaring was, zoals het natuurlijke beloop van de ziekte of gelijktijdige adviezen of behandeling door een arts. De score was positief als er geen argumenten voor een negatieve score waren.
Resultaten
In totaal voldeden 62 beschrijvingen aan de 3 voorwaarden (medische casus, aard van de klachten en effect). Bij 20 beschrijvingen ging om patiënten met neurologische en bij 42 om patiënten met niet-neurologische klachten. Bij 17 van de 20 patiënten met neurologische klachten stond in de beschrijving de diagnose vermeld die door een arts was gesteld (tabel).
Positieve behandelingseffecten
Poliomyelitis
4 patiënten die poliomyelitis hadden doorgemaakt, hadden baat bij de behandeling of begeleiding door Croiset.
De eerste patiënt was een meisje met restverschijnselen na de acute fase van poliomyelitis (1956). De behandelend arts in het ziekenhuis had haar ouders gezegd: ‘wat kapot is, is kapot, we zouden nog kunnen behandelen met elektriseren’, waarmee waarschijnlijk elektrische stimulatie van spieren en zenuwen werd bedoeld. De ouders hadden weinig vertrouwen meer in deze arts, waarna zij voor behandeling door Croiset kozen. Hij behandelde haar in zijn praktijk en vervolgens thuis op afstand door aan haar te denken. Het meisje moest thuis een aantal malen per dag al haar verlamde spieren zoveel als mogelijk aanspannen. Hij zag haar na 3 weken terug. Omdat er een lichte toename was van de spierkracht, werd de behandeling voortgezet. Na vele behandelingen en thuis oefenen waren de ouders enthousiast over de toename van de spierkracht en de omvang van de spieren van hun dochter en informeerden zij de arts in het ziekenhuis daarover. Die bevestigde het goede resultaat (1958), maar voegde eraan toe dat hij met elektriseren hetzelfde had kunnen bereiken. Voorafgaand aan de behandeling door Croiset was de toestand stabiel slecht. De score van het effect is daarom positief.
De tweede patiënt was de vrouw van een huisarts die opgenomen was in een academische kliniek na een infectie met het poliovirus (1957). Zij was gedurende enige tijd beademd. Volgens de behandelend artsen was zij voldoende hersteld om weer zelfstandig zonder ondersteuning te kunnen ademen, maar als een poging hiertoe werd gedaan raakte zij telkens weer in paniek en moest de beademing worden hervat. Haar echtgenoot overlegde met de artsen in de kliniek over het inschakelen van Croiset. Zij gaven hun toestemming. Croiset zei tegen de artsen dat hij de paniek van deze vrouw niet kon verminderen. Dat kon volgens hem alleen met suggestietherapie, maar zijn behandeling werkte niet op die wijze. Hij kon wel haar spierkracht verbeteren, hoewel die volgens de artsen al voldoende was hersteld. Tijdens de behandeling door Croiset kwam patiënte los van de beademing (1958). Ik scoorde het effect van de behandeling als positief, omdat het effect zonder de behandeling door Croiset niet was bereikt.
De derde patiënt was een Italiaans meisje met poliomyelitis dat naar Nederland was gekomen voor behandeling door Croiset (1959). Tijdens zijn therapie verbeterde haar spierkracht. Zij ging weer naar huis, waarna zij door Croiset op afstand werd behandeld. Tijdens die behandeling trad geen verdere verbetering op. Omdat de spierkracht tijdens de initiële behandeling duidelijk verbeterde ten opzichte van de stabiele toestand van vele maanden daarvoor – de eerste symptomen ontstonden in 1958 – scoorde ik het effect van de behandeling als positief.
De vierde patiënt was een vrouw die als gevolg van poliomyelitis – de eerste symptomen ontstonden in 1953 – al vele maanden spierzwakte had. Zij werd in Italië door Croiset behandeld, met goed resultaat (1955). Daarom scoorde ik het effect van de behandeling als positief. Zij ging vervolgens over op het doen van gymnastiekoefeningen om haar spierkracht op peil te houden, waarna de spierkracht verder verbeterde en de omvang van de spieren toenam (1957).
Epilepsie
Een patiënt met epilepsie ervoer hinderlijke bijwerkingen van de vele anti-epileptica die hij gebruikte. Croiset moedigde hem aan de doseringen geleidelijk te verminderen (1973). Dit bleek mogelijk tot 5% van de oorspronkelijke hoeveelheden. Omdat Croiset verantwoordelijk was voor het verlagen van de doseringen van de medicijnen waardoor de bijwerkingen afnamen, beoordeelde ik het effect van de behandeling als positief.
Lumbale hernia
Een man met een hernia op het niveau L4-L5 had van een chirurg het advies gekregen zich te laten opereren. Hij gaf echter de voorkeur aan behandeling door Croiset, omdat hij bang was voor de complicaties van de operatie waarover de chirurg hem informeerde. Croiset raadde de man aan de voorgestelde operatie toch te ondergaan en voorspelde een goede afloop. De operatie werd een succes (1967). De vrouw van deze man bedankte Croiset, omdat hij haar man de moed had gegeven zich te laten opereren. Dit zou hij zonder Croiset niet hebben gedurfd, en daarom is de score positief.
Infantiele encefalopathie
Een 5-jarige jongen kon nog niet lopen. Hij had een hersenbeschadiging opgelopen rond zijn geboorte waardoor hij spastische benen had. De ouders overlegden met Tenhaeff, die een bezoek aan Croiset adviseerde. Na behandeling door Croiset was de jongen in staat zonder steun te lopen (1961). Deze verbetering kan alleen aan de behandeling door Croiset worden toegeschreven.
Wel neurologische klachten, geen diagnose
Bij 3 patiënten werden neurologische klachten beschreven, maar werd een neurologische diagnose niet genoemd en was deze niet afleidbaar uit de gegevens. De vraag is of hun klachten passen bij de diagnose ‘conversiestoornis’.
De eerste patiënt was een 4-jarig meisje dat verlammingen had. Croiset adviseerde de ouders een hoogleraar neurologie te consulteren. Deze concludeerde dat het allemaal in orde zou komen. Volgens de moeder van het meisje kwam het inderdaad in orde en wel door de behandeling door Croiset. Mogelijk bedoelde de hoogleraar dat het meisje vanzelf zou herstellen. Wat de diagnose was en hoe het herstel tot stand kwam, is onduidelijk. Er zijn geen aanwijzingen voor een conversiestoornis.
De tweede patiënt werd opgenomen op een afdeling Neurochirurgie. Hij zag daar veel ellende, waardoor hij de voorgestelde operatie niet meer aandurfde en besloot zich te laten behandelen door Croiset. Hij herstelde volledig. Een neuroloog die hem opnieuw onderzocht kon geen afwijkingen meer vinden en concludeerde dat de diagnose dus fout was geweest. Wat de diagnose was en hoe het herstel tot stand kwam is onduidelijk. Positieve aanwijzingen voor conversiestoornis zijn niet vermeld.
De derde patiënt was een 13-jarige jongen die in een half jaar tijd toenemend verlamd raakte. De huisarts dacht aan een probleem door een afwijkende halswervel en liet daarom de jongen opnemen op een orthopedische afdeling. Bij bloed- en röntgenonderzoek zouden geen afwijkingen zijn gevonden. De jongen werd verwezen naar een andere specialist, maar de ouders gaven de voorkeur aan behandeling door Croiset. Die meende dat ‘de oorzaak van de verschijnselen in het verlengde merg lag die een indirecte invloed uitoefende op de stofwisseling waardoor de spieren niet voldoende gevoed werden’. Hij behandelde de jongen gedurende 2 jaar, waarna deze volledig herstelde. 10 jaar later was de jongen nog steeds gezond. Wat de diagnose was en hoe het herstel tot stand kwam, is onduidelijk gebleven. Aanwijzingen voor conversiestoornis zijn er niet.
Beschouwing
Mijn verwachting was dat de behandeling door paragnost Croiset vooral succes had bij patiënten met een conversiestoornis en dan door een placebo-effect, maar de patiënten die door zijn bemoeienis verbeterden hadden een neurologische diagnose anders dan een conversiestoornis. De behandeling door Croiset had succes bij deze patiënten na falende behandeling of begeleiding van artsen. 4 patiënten waren door de initiële behandelaar onvoldoende gestimuleerd hun resterende spierkracht te verbeteren door oefeningen, bij 2 patiënten was de behandelaar niet goed ingegaan op hun angst en bij 1 patiënt had de behandelaar star vastgehouden aan de ingestelde therapie.3 Ik concludeer dat mijn methode voor het beoordelen van behandeleffecten geschikt is voor het toetsen van een alternatieve geneeswijze. Als een alternatieve genezer succes heeft, is dat blijkbaar niet alleen bij patiënten met onbegrepen klachten en is dat niet altijd het gevolg van een placebo-effect.
Literatuur
Vijselaar J. Geschiedenis van het genezen; het dierlijk magnetisme. Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:157-61 Medline.
Schravesande F. Het zesde zintuig. NRC Handelsblad 14 januari 2017.
Overweg J, Binnie CD, Oosting J, Rowan AJ. Clinical and EEG prediction of seizure recurrence following antiepileptic drug withdrawal. Epilepsy Res. 1987;1:272-83. Medlinedoi:10.1016/0920-1211(87)90002-7
Reacties