Het overslaan van de oogfunctietests tijdens het bezoek aan het consultatiebureau op een leeftijd van 6-9 maanden lijkt er niet toe te leiden dat oogheelkundige pathologie wordt gemist. Wanneer de consultatiebureau-arts niet standaard de ogen nakeek was het aantal baby’s dat naar een oogarts verwezen werd vergelijkbaar. Ook het percentage…
Artikelinformatie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:C2353
Vakgebied
Het VOV-oogonderzoek voegt wel wat toe
Het VOV oogonderzoek voegt zeker wat toe!
Als co-auteur van het artikel wil ik graag een paar nuancerende opmerkingen toevoegen aan de samenvatting gemaakt door Lucas Maillette de Buy Wenniger.
Allereerst wil ik benadrukken dat de gepresenteerde data in dit artikel een tussenrapportage vormen. Slechts de eerste resultaten m.b.t. de effectiviteit van het VOV onderzoek gemeten tijdens het 6-9 maanden consult worden beschreven. Een belangrijke uitkomst is inderdaad dat het percentage kinderen dat naar een oogheelkundig team verwezen wordt in beide groepen ongeveer even groot, of beter gezegd even laag is. Ook het percentage gevonden amblyope ogen in beide groepen lijkt ongeveer even groot. Dit zou misschien de indruk kunnen wekken dat er geen oogheelkundige pathologie gemist wordt als het VOV onderzoek niet regulier uitgevoerd wordt. Maar dat kunnen we in deze fase van het onderzoek niet concluderen. Het onderzoek is namelijk niet afgerond, loopt nog. Er zullen nog tussenrapportages van de VOV methode tijdens het 11-14 maanden en het 2 jarige consult volgen. De eindmeting is pas als de kinderen bijna de leeftijd van 4 jaar bereikt hebben. Dan zal door middel van het visusonderzoek de gezichtsscherpte van elk oog apart gemeten worden. Op grond van het visusonderzoek kunnen we vaststellen of een verminderde visus of andere oogheelkundige afwijking tijdens voorgaande VOV onderzoeken gemist is. En pas dan kunnen we echt iets over de effectiviteit van de VOV methode zeggen.
Daarnaast wil ik benadrukken dat in de niet regulier gescreende groep bij 434 van de kinderen (13% van totaal aantal kinderen in deze groep) wel een VOV onderzoek plaats vond, vanwege twijfels en/of klachten van ouders of arts over de ogen van het kind. Hiervan werden uiteindelijk 48 kinderen doorverwezen naar een oogheelkundig team. Dus het klopt dat de ouders van doorverwezen kinderen zelf al iets hadden opgemerkt. Maar niet alle kinderen met ouders met een zorgvraag over de ogen werden doorverwezen. Met andere woorden, ook in de niet regulier gescreende groep kinderen bewijst de VOV zijn nut. De VOV methode kan bijvoorbeeld pseudostrabismus van echt strabismus onderscheiden, waardoor kinderen niet onnodig naar een oogheelkundig team verwezen worden.
Trijntje Sjoerdsma, beleidsadviseur oogscreeningen JGZ
JGZ-GGD Amsterdam