Zien en kijken

Opinie
Joost Zaat
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:B752

artikel

Mooi weer en wind vanuit het zuiden. Ik kan dus wel via de IJsselmeerdijk naar huis fietsen. Dat is tweemaal zo ver als mijn standaardroute, maar ik hoop dan meer te zien. Op het smalle fietspaadje bovenop de dijk, met windkracht 6 in de rug, zie ik niet meer dan wat plukjes eenden en ganzen. Ik zie vooral het smalle strookje asfalt en de kuilen voor me en heel in de verte over het IJmeer de horizon van Almere. Eén stuurfoutje en ik vlieg met ligfietsdriewieler en al de dijk af. Als een klein jongetje geniet ik van de snelheid, maar vergeet dat ik eigenlijk voor rust en vogeltjes ging.

Zien gaat automatisch, althans als je ogen het doen. Om dat zicht voor iedereen te garanderen, is de komende decennia veel meer zorg nodig, zoals auteurs van het VISION 2020-initiatief in dit nummer aantonen (bl. 1828; A3461). Met cataract of een maculadegeneratie zie je niets en kun je ook niet goed kijken. Dat zien van patiënten, daar zijn hulpverleners voor. Of patiënten na die hulp ook beter kijken, is van een andere orde. Gelukkig gaan ze daar zelf over.

Kijken is veel meer dan zien. Het is weten wat je ziet, of misschien nog wel vaker weten dat je iets ziet dat je nog niet kent of iets waarover je je verwondert. Het is daarmee een basisvaardigheid voor dokters. Het merendeel van de diagnosen stel je immers met je ogen en je oren. Om goed te kunnen kijken heb je behalve goede ogen en een flink werkgeheugen ook voldoende rust en tijd nodig. Dat werkgeheugen om te kunnen weten wat je ziet bij zeldzame vogeltjes, valt te trainen, zoals elke echte vogelaar weet. Veel in de breedte lezen zoals in dit Tijdschrift helpt dokters. Tijdsdruk en snelheid kunnen het kijken echter behoorlijk in de weg zitten. Het juiste kwartje moet op het juiste moment vallen. Dat dat niet altijd goed gaat, blijkt uit de klinische les van deze week (bl. 1834; A3688). Ik denk als huisarts niet gelijk aan acuut leverfalen bij een gezonde vrouw die misselijk is. En in tegenstelling tot wat Bart van Hoek in zijn commentaar een beetje hoopt (bl. 1826; A3998), zal ik dat ook volgende week niet doen. Het vogeltje vliegt in zo’n eerste consult nog op te grote afstand. Maar we moeten onszelf wel trainen om bij een tweede consult te zien dat het – omdat dat ene vlekje verkeerd zit – toch geen gewone eend is maar misschien een zeldzame brilzee-eend. Nog een keer kijken, even remmen, nadenken en dan een ‘echte’ vogelaar bellen.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties