Haastige Spoed

Opinie
Yolanda van der Graaf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:B713

artikel

Het klinkt simpel: bij iedere opgenomen patiënt regelmatig de vitale functies scoren en als de score te hoog is, de hulp inroepen van het zogenaamde ‘spoedinterventieteam’ (SIT). In dit Tijdschrift leest u de ervaringen met een dergelijk team in de Reinier de Graaf Groep (A3257; bl. 1038). Maar werkt zo’n SIT eigenlijk wel? Marja Boermeester heeft haar twijfels en ondersteunt haar begeleidende commentaar met vergelijkende studies waarin weliswaar effect was op het aantal reanimaties, maar waarin de sterfte helemaal niet daalde (A3500; bl. 1036). Ook de auteurs uit de Reinier de Graaf Groep erkennen ruiterlijk dat ze niet weten of het SIT tot minder sterfte leidt.

Vele ziekenhuizen zijn bezig om een SIT te realiseren en er worden zelfs prijzen voor uitgereikt, zoals de ‘Nationale Patiëntveiligheid Award’. Is dat niet wat prematuur? Waarom zouden we zoveel investeren als de effecten nog zo onduidelijk zijn? En hoe komen we erachter wat we er wel aan hebben? Raden van bestuur hebben hier een grote verantwoordelijkheid omdat zij, terecht, als verantwoordelijken voor de kwaliteit van zorg worden gezien. Eigenlijk kunnen we medisch specialisten niet vragen om evaluatieonderzoek van organisatieveranderingen op te zetten. Zij zijn primair voor heel andere zaken opgeleid en hebben hun handen al vol aan het eigen vakgebied. Natuurlijk zijn zij een belangrijke speler: zij moeten de inhoudelijke kennis inbrengen en vervullen een belangrijke rol in dit soort onderzoek, maar voor organisatieveranderingen zijn ook andere disciplines onontbeerlijk, zoals gezondheidszorgonderzoekers en organisatiedeskundigen.

De rvb’s hebben ook de taak er op toe te zien dat alleen goed geëvalueerde organisatieveranderingen op de werkvloer terechtkomen. Net zoals artsen zich moeten scholen in evidence based medicine, moeten rvb’s weten hoe kwaliteit van zorg geëvalueerd wordt. Ziekenhuizen moeten niet investeren in niet-geëvalueerde zorg, maar in onderzoek van die nieuwe zorg. Pas als we goede registraties hebben waarin patiëntkarakteristieken en relevante uitkomsten als vanzelfsprekend worden ingevoerd, kunnen we veranderingen in kwaliteit van de zorg zichtbaar maken en ‘moeiteloos’ de juiste en de voor de patiënt relevante prestatie-indicatoren ophoesten. Voor- en nametingen, zeker als tegelijkertijd ook gegevens beschikbaar zijn van andere ziekenhuizen waarin de interventie niet is ingevoerd, kunnen minstens zo overtuigend zijn als gerandomiseerde trials.

De tijd is aangebroken dat we niet alleen de dokter aanspreken op zijn kennis, maar ook bestuurders en overheid. Wat weten zij eigenlijk van evidencebased organisatieveranderingen en wat daar allemaal voor nodig is?

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met enige verbazing lazen wij het begeleidende commentaar in het NTvG over de nut en noodzaak van een spoed-interventie team (SIT). Op basis van de constatering dat het niet gelukt is om een daling van de ziekenhuismortaliteit te bewerkstelligen door deze interventie ondanks jaren van onderzoek wordt hieraan getwijfeld. Nu zijn er in de geneeskunde niet zoveel interventies die, indien geïsoleerd toegepast, bewezen hebben die mortaliteit te doen dalen. Desalniettemin is de vraag zeker legitiem. Het lijkt er momenteel echter op dat hierdoor een wat negatief oordeel over de invoering van een SIT zou kunnen ontstaan. Wij willen graag een lans breken voor de, misschien wat minder harde, effecten van een SIT. Er is geen twijfel dat de invoering van een SIT leidt tot een afname van het aantal reanimaties in het ziekenhuis. Dit is op zich al een waardevol resultaat. Wie regelmatig een reanimatie heeft meegemaakt, weet hoe schokkend een dergelijke gebeurtenis is voor alle betrokkenen (familieleden, verpleegkundigen, afdelingsartsen, etc). Het SIT dient echter onderdeel te zijn van een systeem waarin de zorg voor zieke patiënten zo goed mogelijk is gestructureerd, met vooral een snelle opsporing van verstoring van vitale functies; zo’n systeem noemt men een Spoed-Interventie Systeem (SIS). Want het is wel degelijk aangetoond dat het snel behandelen van een sepsis met de juiste antibiotica levensreddend is. Verder is het ook zo dat door het invoeren van een SIS de afdeling intensive care veel vaker en in een vroeger stadium dan in het verleden betrokken wordt bij de zorg voor ernstig zieke patiënten op de verpleegafdelingen. Hierdoor zijn zij goed in staat om samen met de artsen van de verpleegafdelingen te beoordelen voor wie intensive care zorg wel een toegevoegde waarde heeft en voor wie niet. Verder hebben wij bemerkt dat het invoeren van het SIT voor de patiënten, de artsen en de verpleegkundigen in het ziekenhuis als een heel veilige situatie ervaren wordt. Iedereen weet dat door het bellen van een telefoonnummer deskundige assistentie zeer snel aanwezig is.

Natuurlijk zijn deze “zachte” effecten ook op andere manieren te bereiken. Desalniettemin zullen alternatieven voor de invoering van een SIS ook een investering in menskracht en financiën betekenen. Het mag in ieder geval anno 2011 niet meer voorkomen dat een verslechterende patiënt niet zo snel mogelijk bezocht wordt door een gespecialiseerde ter zake kundige arts en/of verpleegkundige. Het SIS is een prima manier om dat in ieder geval te kunnen garanderen. Alternatieven zijn natuurlijk denkbaar, maar hebben niet de bewezen voordelen van het SIS.

 

Dr. F.H. Bosch, internist/intensivist Rijnstate ziekenhuis

J. van Vliet, anesthesioloog/intensivist Rijnstate ziekenhuis

Prof. Dr. J. G. van der Hoeven, intensivist UMC St Radboud

Dr. B.G. Fikkers, intensivist UMC St Radboud