artikel
Wie, zoals deze zomer weer veelvuldig zal gebeuren, naar een interland-voetbalwedstrijd kijkt, zal weinig moeite hebben om in de afzonderlijke teams de aanvoerder te ontdekken. Niet dat deze per se beter speelt dan zijn, veelal uit andere clubs gerekruteerde, elftalgenoten maar in woord en gebaar geeft hij (voor het gemak wordt hier overal de mannelijke variant aangehouden) aanwijzingen en verdeelt het spel. Hoewel de individuele spelersbelangen groot zijn, zal het succes van de groep vooral afhangen van de mate waarin een ieder zijn eigen belang ondergeschikt maakt aan dat van het team. Hoe anders is het in de gezondheidszorg. Daar is van een dergelijke georganiseerde teamgeest nog niet zo heel veel te bespeuren. Natuurlijk, er zijn groepspraktijken en maatschappen waar men in perfecte harmonie en met een goede rolverdeling samenwerkt. Maar dan heeft men ook een gemeenschappelijke achtergrond. Het wordt juist moeilijk als vertegenwoordigers uit diverse disciplines zich met één en dezelfde patiënt gaan bemoeien. Nu wij allemaal ouder worden en een steeds grotere kans hebben op multimorbiditeit, zullen wij als individuele patiënt ook met meer behandelaars te maken krijgen. De huidige ervaring is echter dat een patiënt, zodra hij of zij naar de tweede lijn is verwezen, te maken krijgt met individuele dokters die ieder een eigen lijn volgen. Er is geen aanvoerder die zich van de rest onderscheidt en van spelverdeling is al helemaal geen sprake. Als iemand zich al als hoofdbehandelaar opwerpt, is het nog maar de vraag of de anderen hem altijd zullen volgen. Ook uit eigen ervaring weet ik dat sub- of superspecialisten niet erg geneigd zijn om hun inzichten met betrekking tot diagnostiek en therapie ondergeschikt te maken aan bijvoorbeeld de visie van een generalist. En dan heb ik het nog niet eens over verschillende specialisten die eenzelfde patiënt behandelen zonder dat ze dat met elkaar afstemmen. In die zin moet het deze week door de KNMG uitgebrachte rapport over het hoofdbehandelaarschap dan ook als een belangrijk signaal gezien worden. De in dit nummer uitgebrachte commentaren daarop steunen dit ook, hoewel de praktische uitvoering van het voorstel nog wel wat kritiek oproept. Er zou wat voor te zeggen zijn om naar Amerikaans voorbeeld de huisarts in ziekenhuizen te integreren en deze een aanvoerdersrol toe te bedelen in die gevallen waar dat nodig is. Deze aanvoerder is dan duidelijk herkenbaar als degene die het spel verdeelt en ervoor kan zorgen dat het team als geheel, maar met intact laten van de individuele belangen van de specialisten, het gewenste succes boekt.
Reacties