artikel
Het gebeurt steeds vaker dat een patiënt mij een filmpje laat zien. Dat is vaak erg illustratief. Het geeft net als de webconsulten ook altijd een interessant inkijkje in de wereld van de patiënt. Deze week hebben we een klinische les over een zeldzame paroxismale aandoening (D5147) waarbij de diagnose gesteld wordt op basis van beelden die in de thuissituatie zijn gemaakt. Het komt bij deze aandoening veel voor dat mensen zich schamen en gediagnosticeerd worden met een functionele aandoening. Als je de beelden hebt gezien, weet je meteen beter.
‘Diagnoses: ze hebben een spookachtig karakter’
Ook in mijn eigen aandachtsgebied, de epilepsie, is de lijn tussen een psychiatrische en neurologische diagnose flinterdun. Deze week schrijven Iris Winter en collega’s over een patiënt met woedeaanvallen (D5124). Bij hem werden een functionele stoornis en een depressie gediagnosticeerd, omdat de MRI en het 24-uurs-eeg normaal waren. Uiteindelijk durfde een neuroloog toch gewoon puur op het verhaal de diagnose ‘frontale epilepsie’ te stellen. Als het gelukt was om filmpjes te maken tijdens de aanvallen, was de diagnose waarschijnlijk direct gesteld.
Diagnoses zijn verraderlijke dingen. Dat weten we allemaal. Je mist ze zo en ze hebben een spookachtig karakter. Klachten komen en gaan, criteria en classificaties ook, diagnostisch onderzoek levert niets op. We vragen ons regelmatig af of de patiënt nou wel of niet iets heeft, en wat dan? In deze duisternis kan zomaar een nieuw wazig verschijnsel de kop opsteken waaraan velen lijden. Er zijn dan opeens ook heel veel mensen die weten hoe het zit en hoe je het kunt behandelen. Burn-out is zo’n fenomeen. Christiaan Vinkers legt in een perspectief uit dat we er vooral heel veel niet over weten, maar ook hoe we het zouden kunnen benaderen om het beter in beeld te krijgen (D5581). Zonder dat beeld blijft het de vraag of het bestaat.
Reacties