De diagnose ‘hartinfarct’ kon vroeger alleen gesteld worden met een 12-kanaals-ecg. Einthoven ontdekte dit en publiceerde hierover in 1903. Later werden de enzymbepalingen toegevoegd aan de diagnostiek. Aanvankelijk was dit alleen de creatinekinase(CK)-bepaling, maar deze werd aangevuld met de CK-MB-fractie, die specifieker is voor het verval van de hartspier.
Nog steeds is het 12-kanaals-ecg de hoeksteen van de infarctdiagnostiek. De enzymdiagnostiek door een CK-bepaling is echter grotendeels vervangen door het meten van de troponineconcentratie. In de zoektocht naar specifiekere en gevoeligere bepalingen is het nu mogelijk om, met ultragevoelige assays, minimale fracties van het enzym in het bloed te detecteren en kan men deze zelfs kwantitatief bepalen tot 14 ng/l.
Dit is op zich mooi en levert ook duidelijke meerwaarde op, met name in de vroege diagnostiek van het hartinfarct. Maar deze gevoelige bepalingen geven ook veel ruis als de enzymwaarden verhoogd zijn zonder dat er sprake is van een…
Reacties