In deze serie schenken we aandacht aan mensen die 100 jaar geleden probeerden om het onvoorstelbare lijden van soldaten en burgers in de Grande Guerre te verlichten. De aandoeningen die ontstonden in de loopgraven en de industriële oorlogsvoering, dwongen hen te zoeken naar creatieve oplossingen. Hiermee staan zij aan de basis van de moderne geneeskunde.
Samenvatting
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog moesten relatief onervaren artsen anesthesie toedienen aan zwaargewonde patiënten in shock. Gebrek aan kennis, ervaring en de juiste hulpmiddelen gingen gepaard met hoge sterfte. Naar aanleiding van zijn ervaring opgedaan op de afdeling Respiratoire Fysiologie van Guy's Hospital te Londen kreeg de Britse arts Geoffrey Marshall de opdracht om de hoge sterfte te onderzoeken. Hij documenteerde als een van de eersten bloeddruk, polsfrequentie en hemoglobine. Alle destijds gangbare methoden van anesthesie gingen gepaard met diepe hypotensie en hoge sterfte. De grote verdienste van Marshall was dat hij met een zelf in elkaar gezet apparaat in staat was om een mengsel van ether, lachgas en zuurstof betrouwbaar te doseren. Hiermee was een veel stabielere anesthesie mogelijk en daalde de sterfte aanzienlijk. Na de Eerste Wereldoorlog werd zijn uitvinding bekend als apparaat van Boyle en vormde het de basis voor alle latere anesthesie-apparaten.
Reacties