artikel
Met regelmaat duiken in de pers verhalen op over plotselinge asbestblootstelling. Als ergens asbest is aangetroffen worden huizen en soms zelfs wijken ontruimd, zoals recent in het Twentse Westerhaar en op het Utrechtse Kanaleneiland. De vragen die dan bij omwonenden rijzen zijn: ‘Hoe gevaarlijk is een mogelijke blootstelling?’ en ‘Wat kan ik doen om schadelijke effecten te voorkomen?’. De risico’s van dergelijke incidentele asbestexposities zijn nauwelijks bekend, maar de psychosociale gevolgen zijn vaak groot.
Om deze vragen in het juiste perspectief te zien, moeten wij eerst kijken naar de uitkomsten van studies onder de beroepsbevolking die aan asbest is blootgesteld. In het januarinummer van het Journal of the American College of Occupational and Environmental Medicine beschrijven Offermans et al. de risico’s van al dan niet beroepsgebonden asbestexpositie in een groot Nederlands cohort.1 Het betreft een prospectief onderzoek van ruim 17 jaar naar de relatie tussen asbest en mesothelioom, longkanker en larynxcarcinoom. Dit cohort werd vanaf 1986 gevolgd na documenteren van gedetailleerde gegevens over voeding, leefstijl, beroep en andere risicofactoren voor het krijgen van kanker. De blootstelling aan asbest werd geëxtrapoleerd uit de arbeidshistorie en verwerkt in zogenaamde ‘job-exposure matrices’. De gegevens van de blootgestelde deelgroep werden later geëxtrapoleerd naar de gehele groep. Onder een totaal van 58.279 mannen werden tot 2006 2107 gevallen van longkanker, 145 mesotheliomen en 184 larynxcarcinomen gediagnosticeerd. Deze resultaten werden vergeleken met een willekeurig gekozen groep van 5000 personen, die sinds 1986 nauwgezet werden gevolgd.
Verhoogd risico
Het onderzoek toonde een duidelijke relatie tussen asbestexpositie en de kans op het krijgen van longkanker, mesothelioom en larynxcarcinoom. Voor alle ziekten leek er een dosisresponsrelatie te bestaan en er werd een gering of geen additief effect gevonden van blootstelling aan asbest bovenop het effect van roken, het minst uitgesproken bij mesotheliomen. De sterkste relatie werd gevonden bij het mesothelioom met in de hoge expositiegroep (mediaan: 6,57 fiberjaar/ml (een maat voor de cumulatieve dosis)) het hoogste relatieve risico (hazardratio (HR): 3,37; 95%-BI: 2,03-5,59). Ook in de groep met de laagste expositie (mediaan: 0,20 fiberjaar/ml; HR: 2,47; 95%_BI: 1,45-4,20) werd een verhoogd risico vastgesteld.
Deze gegevens bevestigen wat we al weten van de risico’s van asbest. De kracht van deze studie schuilt echter in het prospectieve aspect en de lange follow-upduur. Dit laatste is van belang gezien de lange tijd die verstrijkt tussen de actuele blootstelling en de ontwikkeling van de ziekte. Een latentietijd van 20-50 jaar is gebruikelijk voor de ontwikkeling van mesotheliomen en voor longkanker is dat 20-30 jaar.2 Een recente meta-analyse toonde een relatief longkankerrisico van 1,013-1,027 bij de laagst gevonden asbestexpositie van 4 fiberjaar/ml.3 Ook hier zijn alleen gegevens van beroepsgebonden asbestexpositie beschikbaar en de laagst gemeten asbestexpositie in deze studies ligt zeker een factor 1000 boven die van incidentele expositie.
In de laatste jaren is het duidelijk geworden dat ook een bepaalde genetische make-up het risico op de ontwikkeling van een mesothelioom verhoogt. Het gemuteerde BAP1-gen is bij 10-20% van de patiënten hiervoor verantwoordelijk. Er is echter te weinig bekend over de relatie tussen deze mutatie en asbestexpositie.4
Welk advies?
Wat valt te adviseren als er bij een verbouwing asbestplaten zijn gevonden? Hoe groot is het risico op ziekte bij een eenmalige blootstelling? Kennis over asbest, de verwerking hiervan als bouwmateriaal, de risico’s van expositie eraan en de mogelijkheid om gecoördineerd actie te ondernemen als een nieuwe asbestbron wordt geïdentificeerd wordt momenteel gebundeld in een GGD-richtlijn. De risico’s hangen af van de duur van de expositie, de concentratie ingeademde vezels en het type asbestvezel.
Betrouwbare gegevens van de asbestvezelconcentraties op het moment van blootstelling en de duur van de expositie zijn achteraf vaak moeilijk te bepalen. Ook de samenstelling van het asbestproduct is vaak niet meer te achterhalen. Zo zal voor wit asbest (chrysotiel) gelden dat de kans op mesothelioom relatief klein is terwijl in combinatie met roken het risico op longkanker toeneemt.5,6. Voor blauw (crocidoliet) of bruin (tremoliet) asbest is de kans op mesothelioom vele malen groter en is geen relatie met roken bekend. Ook dient te worden vastgesteld of de asbest hechtgebonden is. Bij hechtgebonden asbest, waarbij de asbestvezels stevig vast zitten in het materiaal, is er alleen een verhoogde blootstelling bij het verwerken van het materiaal (zagen, breken, verpulveren en slopen). Vezels uit niet-hechtgebonden asbest komen veel makkelijker vrij. Gezien de vezelgrootte biedt het dragen van een standaard mondkapje nauwelijks bescherming. Eenmaal in de long aangekomen zullen de meeste vezels wit asbest geklaard kunnen worden door de trilhaarcellen terwijl andere soorten asbestvezels niet afbreekbaar of te verwijderen zijn.
Conclusie
Na een eventuele blootstelling aan asbest moet eerst een reële inschatting worden gemaakt van de grootte van de expositie en daarmee van de kans op nadelige gezondheidseffecten. Meestal kan dan gefundeerd tot geruststelling van de slachtoffers worden overgegaan. De belangrijkste stap die een persoon zelf kan uitvoeren om nadelige gevolgen van incidentele asbestexpositie te minimaliseren is stoppen met roken, zo blijkt ook weer uit het hier besproken onderzoek. Naast niet of niet meer roken blijft het belangrijk om asbest professioneel te ruimen en toekomstige asbestexpositie te beperken om het individuele gezondheidsrisico te minimaliseren.
Literatuur
Offermans NS, Vermeulen R, Burdorf A, et al. Occupational asbestos exposure and risk of pleural mesothelioma, lung cancer, and laryngeal cancer in the prospective Netherlands cohort study. J Occup Environ Med. 2014;56:6-19 Medline. doi:10.1097/JOM.0000000000000060
Baas P, Sleeswijk P, Strankinga WF, van Hezik EJ, Burgers JA, Tan KY, Schouwink JH. Problematische mesothelioomcasussen aangemeld bij het Instituut Asbestslachtoffers: beoordeling door de werkgroep Mesotheliomen van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:759-63 Medline.
Van der Bij S, Koffijberg H, Burgers JA, et al. Prognosis and prognostic factors of patients with mesothelioma: a population-based study. Br J Cancer. 2012;107:161-4 Medline. doi:10.1038/bjc.2012.245
Testa JR, Cheung M, Pei J, et al. Germline BAP1 mutations predispose to malignant mesothelioma. Nat Genet. 2011;43:1022-5 Medline. doi:10.1038/ng.912
McCormack V, Peto J, Byrnes G, Struif K, Boffetta P. Estimating the asbestos-related lung cancer burden from mesothelioma mortality. Br J Cancer. 2012;106:575-84. doi:10.1038/bjc.2011.563 Medline.
Landrigan PJ, Nicholson WJ, Suzuki Y, Ladou J. The hazards of chrysotile asbestos: a critical review. Ind Health. 1999;37:271-80 Medline. doi:10.2486/indhealth.37.271
Reacties