Samenvatting
De afgelopen decennia is de zorg voor hartpatiënten sterk verbeterd.
Het aantal diagnostische en therapeutische mogelijkheden is enorm uitgebreid, wat mede heeft geresulteerd in een veel betere prognose van veel hartpatiënten.
Implanteerbare apparaten als de implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) en de ICD-resynchronisatiepacemaker verkleinen het risico op plotse dood door kamerritmestoornissen en verminderen de symptomen van hartfalen.
Percutane klepimplantaties of technieken om kleplekkages te verhelpen hebben de prognose van inoperabele patiënten verbeterd.
Naast positieve effecten gaan al deze interventies ook gepaard met een risico op soms ernstige complicaties. Rondom de procedure kunnen infecties, perforaties en zelfs overlijden optreden. Ook op lange termijn vormen infecties en het falen van vaak technisch gecompliceerde apparaten of elektrodes nog een bedreiging voor de patiënt.
Een zorgvuldige patiëntenselectie voorafgaande aan de ingreep en een intensieve follow-up door een multidisciplinair team zijn dan ook noodzakelijk om het resultaat van deze ingrepen zo goed mogelijk te laten zijn.
Reacties