Samenvatting
Mensen uit verschillende etnische groepen kunnen verschillend reageren op bepaalde geneesmiddelen. In dit artikel onderscheiden wij als hoofdgroepen personen van Europese, Afrikaanse en Aziatische afkomst.
In de VS werd de combinatie van isosorbidedinitraat met hydralazine in een vaste dosis (bekend als BiDil) specifiek voor Afro-Amerikanen met hartfalen op de markt gebracht, omdat patiënten uit deze groep minder goed reageren op ACE-remmers.
De etnische verschillen in het effect van geneesmiddelen hangen voor een deel samen met genetische variatie.
Etnische verschillen in geneesmiddeleffect kunnen het gevolg zijn van varianten van de enzymen die geneesmiddelen metaboliseren, bijvoorbeeld cytochroom P450 (CYP), of van genetische variatie in de receptoren waar de middelen op aangrijpen. Deze verschillen kunnen consequenties hebben voor de dosering.
Naast verschillen in farmacokinetiek en farmacodynamiek zijn er etnische verschillen in bijwerkingen, bijvoorbeeld HLA-gemedieerde overgevoeligheidsreacties.
Etniciteit is niet geschikt als kenmerk om een dosering op aan te passen. Genotypering kan soms wel behulpzaam zijn.
Etnische farmacogenetica
In het overigens voortreffelijke artikel “Etnische farmacogenetica” miste ik de bespreking van het meest voorkomende menselijke enzymdefect dat bij ongeveer 400 miljoen mensen, voornamelijk van Afrikaanse, Arabische en Aziatische afkomst, voorkomt.
Het enzymdefect manifesteert zich als een niet-immunologisch gemedieerde hemolytische anemie na het gebruik van o.a. co- trimoxazol, nitrofurantoïne en anti-malaria medicatie.
Het betreft de glucose-6-fosfaat dehydrogenase (G6PD) deficientie, een X-gebonden recessieve erfelijke ziekte, met abnormaal lage spiegels van G6PD in uitgerijpte rode bloedcellen. Een enzym dat betrokken is bij de pentose cyclus, die noodzakelijk is om een rode bloedcel van voldoende energie te voorzien.
Jan van der Molen