Het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat op 29 november jl. verscheen, geeft aan dat hartrevalidatie na een hartinfarct in Nederland onvoldoende wordt toegepast en dat de kwaliteit van de hartrevalidatie in de meeste centra beneden de maat is.1 Om deze harde uitspraken in het juiste perspectief te kunnen plaatsen dient men zich eerst een aantal vragen te stellen. Allereerst is het van belang te weten of hartrevalidatie überhaupt wel effectief is in dit moderne tijdperk vol technologische innovaties op cardiologisch gebied. Daarnaast moet het helder zijn waar de verantwoordelijkheden liggen ten aanzien van kwaliteitsverbetering. Tenslotte is het de vraag of de door de IGZ opgelegde normen wel haalbaar zijn.
Hoe effectief is hartrevalidatie in het huidige tijdperk?
Hoewel het effect van fysieke hartrevalidatie al ruim 200 jaar geleden werd onderkend,2 is in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw pas definitief bewijs…
Hartrevalidatie verdient hogere prioriteit
Betreft artikel (Commentaar): “Hartrevalidatie verdient hogere prioriteit”
Kemps HMC, Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A5778
Met belangstelling las ik het commentaar van collega Kemps over hartrevalidatie.
Uiteraard onderschrijf ik zijn aanbevelingen. Ik ben het echter niet eens met zijn overweging om voor de revalidatie van “complexere patiënten” een opleidingstraject tot hartrevalidatiecardioloog te doen instellen.
In dit verband moet nagegaan worden wat een “complexe patiënt” is en dat in relatie met het doel van de revalidatie.
Volgens het ICF-model is het doel van revalidatie om stoornissen, beperkingen en participatieproblematiek te verminderen (Richtlijn hartrevalidatie, 2011, blz 53 e.v.).
In deze opsomming zit een ordeningsprincipe: het uiteindelijke doel van revalideren is optimaal participeren, door het reduceren van de stoornissen en het adequaat kunnen omgaan met de daaruit voortvloeiende beperkingen.
De mate van complexiteit vloeit voort uit de cardiale stoornissen zelf, alsmede de aanwezigheid van interne factoren, zoals verlies van zelfvertrouwen, angst en depressie, en daarnaast uit de aanwezigheid van ingrijpende comorbiditeit (bv cognitieve stoornissen ten gevolge van niet-aangeboren hersenletsel na cardiac arrest) of participatiebelemmeringen (bv externe factoren die terugkeer naar werk of gezinsrol onmogelijk maken).
De complexiteit van de cardiale problematiek is het vakgebied van iedere cardioloog. De revalidatie van complexe comorbiditeit en complexe participatieproblematiek is het vakgebied van iedere revalidatiearts. Hij en zijn revalidatieteam maken het mogelijk gerichte behandelprogramma’s daarvoor in te zetten, waaronder ook arbeidsrevalidatie.
Als voorwaarde voor optimale hartrevalidatie ten behoeve van complexe patiënten pleit ik dan ook voor optimale multidisciplinaire samenwerking tussen cardioloog en revalidatiearts, beiden met kennis van en belangstelling voor elkaars vakgebied. Dergelijke samenwerkingsverbanden bestaan reeds en kunnen verder worden uitgebouwd. Het instellen van een speciaal opleidingstraject tot hartrevalidatiecardioloog zoals hierboven gememoreerd is daarom onnodig en uit kostenoverwegingen zelfs ongewenst.
Ben Drentje, revalidatiearts