Samenvatting
Doel
Vergelijken van bovenarmgips met onderarmgips voor de behandeling van de minimaal gedislokeerde distale fractura antebrachii bij kinderen.
Opzet
Gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (Clinical Trials.gov NCT00397995).
Methode
In 4 Nederlandse ziekenhuizen werden kinderen (< 16 jaar) met een distale fractura antebrachii bij wie repositie niet noodzakelijk was, gerandomiseerd tussen behandeling met 4 weken bovenarmgips of 4 weken onderarmgips. De primaire uitkomstmaat was verminderde pro- en supinatie, gemeten 6 maanden na het initiële trauma. De secundaire uitkomstmaten waren gipscomfort, verminderde flexie of extensie van pols of elleboog, complicaties, beperkingen in het dagelijks leven en beoordeling van röntgenfoto’s.
Resultaten
Een groep van 35 kinderen werd behandeld met onderarmgips en 31 kinderen kregen bovenarmgips. Alle kinderen werden beoordeeld na een follow-upduur van gemiddeld 7,0 maanden (uitersten: 5,0-11,6). Beide groepen hadden vergelijkbare beperking in de pro- en supinatie: 4,4 graden (SD: 5,8) na behandeling met onderarmgips en 5,8 graden (SD: 9,8) na bovenarmgips. Kinderen die behandeld werden met onderarmgips vonden het gips significant comfortabeler (visuele analoge schaal (VAS): 5,6 (SD: 2,7) vs. 8,4 (SD: 1,4)) en hadden significant minder dagen hulp nodig bij het aankleden (8,2 vs. 15,1). In de groep kinderen die behandeld werden met onderarmgips traden 6 complicaties op, terwijl zich in de andere groep 14 complicaties voordeden. De resultaten ten aanzien van de andere uitkomstmaten waren vergelijkbaar tussen de 2 groepen.
Conclusie
Kinderen met een minimaal gedislokeerde distale fractura antebrachii kunnen veilig behandeld worden met onderarmgips.
Reacties