Ziekenhuisopnames door geneesmiddelbijwerkingen bij 55-plussers in Nederland*

Onderzoek
Rikje Ruiter
Loes E. Visser
Eline M. Rodenburg
Gianluca Trifirò
Gijsbertus Ziere
Bruno H. Stricker
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A5182
Abstract

Samenvatting

Doel

Het risico op een aan een bijwerking toegeschreven ziekenhuisopname bij personen van 55 jaar en ouder in Nederland gedurende de periode 2000-2005 te beschrijven aan de hand van de determinanten leeftijd en geslacht, en deze te correleren aan het aantal afgeleverde geneesmiddelen in dezelfde periode.

Opzet

Retrospectief, beschrijvend onderzoek.

Methode

Gegevens over ziekenhuisopnames werden verkregen van de Landelijke Medische Registratie van ziekenhuisopnames. Populatiegegevens kwamen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Gegevens over het aantal afgeleverde geneesmiddelen werden verkregen van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.

Resultaten

Ouderen ≥ 75 jaar hadden een 4 maal verhoogd risico om opgenomen te worden in het ziekenhuis als gevolg van een bijwerking in vergelijking met personen van 55-65 jaar (RR: 4,15; 95%-BI: 4,12-4,18). Vrouwen hadden eveneens een verhoogd risico (RR: 1,05; 95%-BI: 1,03-1,08). Wanneer rekening werd gehouden met het aantal afgeleverde geneesmiddelen hadden ouderen ≥ 75 jaar een verhoogd risico ten opzichte van personen van 55-65 jaar om opgenomen te worden wegens een bijwerking van anticoagulantia (RR: 2,20; 95%-BI: 2,12-2,28), van bloedsuikerverlagende geneesmiddelen (RR: 3,53; 95%-BI: 3,39-3,66), salicylaten (RR: 1,70; 95%-BI: 1,54-1,86) en van geneesmiddelen voor de behandeling van reuma (RR: 2,19; 95%-BI: 2,06-2,33).

Conclusie

Ouderen ≥ 75 jaar hebben een verhoogd risico op een ziekenhuisopname die door de behandelaar wordt toegeschreven aan een bijwerking. Gezien de huidige vergrijzing is het van groot belang om veilig gebruik van geneesmiddelen in deze kwetsbare groep patiënten meer aandacht te geven.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.

Afd. Medische Informatica: dr. G. Trifiro, klinisch-farmacoloog (tevens: Universiteit van Messina, afd. Klinische en Experimentele Geneeskunde en Farmacologie, Messina, Italië).

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in Drugs & Aging (2012;29:225-32) met als titel ‘Adverse drug reaction-related hospitalizations in persons aged 55 years and over: a population-based study in the Netherlands’. Afgedrukt met toestemming.

Contact prof.dr. B.H. Stricker (b.stricker@erasmusmc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: er zijn belangen gemeld (zie www.ntvg.nl, zoeken op A5182; klik op ‘Belangenverstrengeling’). Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 19 juni 2012

Auteur Belangenverstrengeling
Rikje Ruiter ICMJE-formulier
Loes E. Visser ICMJE-formulier
Eline M. Rodenburg ICMJE-formulier
Gianluca Trifirò ICMJE-formulier
Gijsbertus Ziere ICMJE-formulier
Bruno H. Stricker ICMJE-formulier
Onderrapportage van geneesmiddelbijwerkingen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

walter
mastboom

Dank voor uw belangwekkende onderzoek. Vele medicatie-bijwerkingen blijken echter onvermijdelijk. Sommige zouden daarentegen door simpele (?) aanpassingen te  voorkomen zijn.

Zoals u in uw artikel vermeldt ontstaan er  frequent (bijna) ongelukken bij het doseren van anti-coagulantia. Een veel voorgeschreven middel is Fenprocoumon (Marcoumar). Dit medicijn bevat 3 milligram werkzaam anticoagulans per tablet i.t.t. Acenocoumarol (hetgeen taaltechnisch meer lijkt op Marcoumar dan Fenprocoumon) dat 1 milligram werkzame stof per tablet bevat. Het voorschrijven van Acenocoumarol is eenvoudig want dosering in aantal tabletten of milligrammen is hetzelfde.

De calamiteiten bij het voorschrijven van Fenprocoumon ontstaan door zowel onder- als overdosering doordat huisartsen, specialisten, trombosediensten e.a. het middel verschillend voorschrijven. Sommige instanties doseren in het aantal tabletten ( à 3mgr) en andere in het aantal milligrammen. Vooral bij verplaatsing van patiënten van of naar huis vanuit intramurale instituten, of bij verplaatsing tussen tehuizen of zelfs tussen diverse afdelingen binnen één instituut dreigen complicaties door verschillend voorschrijfgedrag van het middel.

De oplossing zou zijn om Fenprocoumon alleen in tabletten van 1 milligram te produceren en bij voorkeur de naam te veranderen. Dit zou de kans op over- en onderdoseringen en dus het risico op (fatale) bloedingen respectievelijk trombo-embolische complicaties verkleinen.

 

Helaas is mij bij contacten met diverse instanties over dit probleem gebleken dat een dergelijke simpele aanpassing bij producenten niet door te voeren is. Het is marketing technisch oninteressant nog aanpassingen aan een patentloos geneesmiddelmiddel te doen, zeker wanneer er vanuit de politiek of veiligheidsinstanties geen signaal uitgaat.

Het zou mij zeer verheugen wanneer uw artikel niet alleen bijdraagt aan het constateren van een probleem maar tevens  een aanzet kan geven tot simpele aanpassingen om de veiligheid bij het voorschrijven van medicijnen te vereenvoudigen en te verbeteren om daarmee de kans op vermijdbare bijwerkingen te verkleinen. 

 

Walter Mastboom, chirurg, Medisch Spectrum Twente