Esther Jansen en haar collega’s presenteren in dit nummer van het Tijdschrift mooie resultaten over het verwerven van meer orgaandonoren.1 In een goed opgezette studie laten zij zien dat door de inzet van getrainde donatiedeskundigen, die families op de afdeling Intensive Care begeleiden, het toestemmingspercentage voor orgaandonatie kan toenemen van ongeveer 35% naar ruim 55%. Dit is een zeer verdienstelijk resultaat. Opmerkelijk aan de resultaten is wel dat in de controlegroepen van de studie het aantal families dat geen toestemming voor donatie gaf, veel groter was dan het landelijke cijfer dat genoemd werd in de inleiding van het artikel, namelijk 52% (uit het jaarverslag van de Nederlandse Transplantatiestichting 2010). De vraag is echter of, en in hoeverre het nog steeds bestaande tekort voor orgaandonoren opgelost wordt als de studieresultaten generaliseerbaar zijn en als deze aanpak landelijk wordt toegepast. Het antwoord is helaas negatief: een stijging van 15%, zoals ongeveer…
Meer donoren: door markt, overheid of gemeenschap?
In previous research it has been established that the number of organ donors would increase if trained donation specialists were made available to assist families during the donation process. The amount to be gained would, however, not be sufficient to solve the problem of donation shortfall. Possibly the government needs to play a more active role, for example by means of a ‘no objection, unless’ system. The present political climate in The Netherlands does not appear for the time being to support such an initiative. Finally, the number of donors could be increased via the market by financial stimulus, but it is questionable whether this would be regarded as morally justified by the community.
Conflict of interest: none reported. Financial support: none reported.
Betalen voor donoren: het is geen markt
Dr. Bos oppert in NTvG nummer 6 van 11 februari 2012 de mogelijkheid om meer potentiële donoren te werven door donoren, of familie, te gaan betalen voor hun orgaan. Overheid en gemeenschap laten het ten dele afweten en daarom zou er plaats mogen zijn voor de markt. Helaas heeft het neoliberale denken ook in de geneeskunde haar intrede gedaan. Alles lijkt in geld vertaald te moeten kunnen worden. Onlangs hield een van mijn studenten een presentatie over de aanpassingsstoornis, waarbij hij opmerkte hoeveel economische schade deze opleverde. Dat zou genoeg reden moeten zijn voor de overheid om behandeling van een aanpassingsstoornis te vergoeden. Over leed voor de patiënt ging het niet.
In de overwegingen om voor donatie te gaan betalen, moet meegenomen worden hoeveel mensen die nu wel als donor geregistreerd staan, hun intrinsieke motivatie (gemeenschapszin) hierdoor zullen verliezen. Hiervoor kan bijvoorbeeld vergelijkend onderzoek gebruikt worden tussen landen die hun bloeddonoren wel en niet betalen.
De reductie van donoren, patiënten en artsen tot homo economicus doet ons allemaal tekort. Als individuele artsen horen we het belang van een patiënt steeds voorop te blijven stellen, ongeacht QALY’s en zorgverzekeraars. Patiënten in een kwetsbare gezondheidstoestand zullen geen koopjesjagers worden op zoek naar de beste prijs-kwaliteitverhouding. Zij willen erop kunnen vertrouwen dat de kwaliteit goed is. En de huidige donoren schenken veelal iets dat onbetaalbaar is: leven of een kwaliteitsverbetering daarvan.
Het is verleidelijk overheid en maatschappij te woord te staan met een taal die zij begrijpen, omdat die momenteel overal gesproken wordt. Toch moeten we beseffen dat we ons dan wel erg conformeren aan het huidige overheersende paradigma. Daarom wil ik hier graag nog wat kernwoorden uit de eed herhalen: dienstbaarheid, verlichting, eerbied en zorg.
Met vriendelijke groet,
Jedidja Fortuijn, arts-docent Linnaeusinstituut Kennemer Gasthuis Haarlem
Markt en orgaandonoren (antwoord auteur)
Dank aan mevr Fortuijn voor haar reactie. Zelf zou ik mijn standpunt niet neo-liberaal willen noemen, maar eerder sociaal-liberaal. Het wordt namelijk ingegeven door de nood van de patient de nu sterft op de wachtlijst omdat meer ideele oplossingen - waar collega Fortuijn blijkbaar ook op vertrouwt - toch echt tekort schieten. Al vele eeuwen leven wij in een wereld van ruilhandel, of zoals collega Foruijn het noemt zijn wij homo economicus. Daar is - als ik zo om mij heen kijk - niet veel mis mee. Het heeft ons veel gebracht, o.a. een in Nederland zeer goed systeem van zorg. Ook mevr Fortuijn zal haar werk niet om niets doen. Daarmee reduceer ik haar niet tot een homo economicus, alles behalve!
Mevr Fortuijn wil het belang van de patient vooropstellen. Daarin verschillen we niet van mening. Anders dan zij suggereert uit zich dat juist in Qualy's: hoeveel jaren met goede kwaliteit zijn de patient met de optimale techniek nog gegund. Dat is eerder een niertransplantatie dan jarenlang dialyse. Blijkbaar is het om niet schenken van een nier na overlijden nog zodanig ongewoon (minder dan 50% van de gevallen stemt daarin toe) dat we niet op de idealen van Fortuijn alleen kunnen afgaan: iets onbetaalbaars schenken. Het probleem is namelijk dat velen niets schenken! Ik beschouw het als een compliment als zij stelt dat ik overheid en maatschappij te woord sta met een taal die zij kennelijk kunnen begrijpen. Maar ik conformeer me juist niet aan het huidige overheersende paradigma dat als het om donaties gaat het om niet zou moeten zijn. De meeste aspecten uit onze maatschappij die bijdragen aan een goede gezondheid zijn niet om niet (het brood bij de bakker, het fruit bij de groeteboer, een warm huis en goede riolering moeten allemaal betaald worden). Voor een gedegen onderzoek wat de meeste organen beschikbaar kan stellen voor de patient ben ik net als collega Fortuijn zeker voor. Laten we vooral een experiment doen in Nederland: hoe kunnen we meer mensen helpen, mogelijk dankzij extra prikkels. Dat past prima bij een aantal kernwoorden uit de eed waarvan mevr Fortuijn m.i. ten ontechte suggereert dat mij die niet zouden passen.
Gerard Bos