Dames en Heren,
De behandeling van chronisch zieke patiënten zou veel effectiever kunnen zijn als onze behandeladviezen trouw werden opgevolgd. Er is namelijk een groot contrast tussen het hoge wetenschappelijke niveau van onze behandeladviezen aan patiënten met een chronische ziekte en de lage frequentie waarmee patiënten dit advies opvolgen. Dat contrast manifesteert zich onder andere in de spreekkamer, waar wel uitleg wordt gegeven over ziekte en behandeling, maar waar therapietrouw vaak geen onderwerp van gesprek is.
Sommigen menen dat er een taboe ligt op het bespreken van therapietrouw in de spreekkamer (www.nivel.nl, zoek op ‘therapietrouw begint in de spreekkamer’). Toch is dit de plek waar de verbetering van de therapietrouw moet beginnen. Er is namelijk geen standaardinterventie om de therapietrouw te verbeteren.1,2 Dat hangt samen met de diversiteit aan oorzaken voor beperkte therapietrouw (tabel 1).3 Wat de oorzaak bij de individuele patiënt is, zal men dan ook in…
De aanhouder wint
De aanhouder wint – niet hoe goed, maar hoe lang bepaalt succesvolle therapietrouw bij chronische ziekten. Met veel plezier las ik de Klinische Les ‘Therapietrouw bij chronisch zieken’ van Klok en collegae. Aan de hand van drie herkenbare ziektegeschiedenissen beschrijven zij verschillende vormen van therapieontrouw. In de beschreven gevallen ontstaat de therapieontrouw steeds als gevolg van bepaalde opvattingen van de patiënt of ouders over de ziekte of de medicatie. Terecht halen de auteurs aan dat de noodzaak tot behandeling minder duidelijk kan zijn voor de patiënt wanneer klachtenvrije episodes (astma) optreden, of wanneer er geen klachten zijn. Dit laatste is veelal het geval bij bijvoorbeeld de behandeling van risicofactoren voor hart- en vaatziekten en tevens bij de secundaire preventie van fracturen bij de behandeling van osteoporose. Aangezien deze klinische les juist ingaat op therapietrouw bij chronische ziekten valt een belangrijk hiaat op in de beschrijving van de termen voor therapietrouw (tabel 2). Medicatiecompliance refereert naar de mate waarin het gedrag van de patiënt overeenkomt met het voorgeschreven advies van de dokter. Adherence is hiervoor het geaccepteerde synoniem. Medicatiepersistence verdient echter zeker een plek in tabel 2. Persistence refereert naar de tijdsduur waarin het voorgeschreven advies wordt opgevolgd.1 Met andere woorden, de tijdsduur vanaf start van de therapie totdat deze therapie wordt onderbroken. Juist bij chronische ziekten, waarbij vaak niet meteen klachtenverlichting te verwachten is, of waarbij risicofactoren worden behandeld, is de persistence van enorm groot belang.2 Ofschoon het innameschema bij veel medicatie voor chronische ziekten best goed is (hoge compliance) is de vroegtijdige afbreking van de therapie na verloop van tijd een groot probleem (lage peristence). Hierbij blijft wel gelden dat de verbetering van de therapietrouw (compliance én persistence) begint in de spreekkamer, zoals helder geformuleerd door de auteurs. Medicatie-innamegedrag bij chronische ziekten kan het beste worden beschreven door zowel timing, dosis en frequentie (compliance) te beschrijven, alsmede de tijdsduur met correcte inname (persistence). Het is tenslotte de aanhouder die wint bij chronische medicatie.
Referenties
1. Cramer JA, Roy A, Burrell A, Fairchild CJ, Fuldeore MJ, Ollendorf DA, et al. Medication compliance and persistence: terminology and definitions. Value Health 2008;11:44-7.
2. Claxton AJ, Cramer J, Pierce C. A systematic review of the associations between dose regimens and medication compliance. Clin Ther 2001;23:1296-310.
Jochen W.L. Cals, AGIKO huisartsgeneeskunde Universiteit Maastricht/CAPHRI