Samenvatting
-
Carotisendarteriëctomie (CEA) heeft zijn waarde bewezen in de behandeling van patiënten met een recente symptomatische, significante stenose in de A. carotis interna.
-
Percutane transluminale angioplastiek met stentplaatsing (kortweg: ‘stentplaatsing’) biedt een alternatief voor CEA.
-
In 9 prospectief gerandomiseerde studies en 11 meta-analyses werden de resultaten vergeleken van CEA en stentplaatsing bij patiënten met een symptomatische significante carotisstenose. Vrijwel al deze studies lieten zien dat stentplaatsing niet beter is dan CEA.
-
Volgens de 4 grootste en recentste studies op dit gebied is het risico op een CVA of overlijden binnen 30 dagen na de interventie aanzienlijk hoger bij stentplaatsing dan bij CEA.
-
Op de langere termijn lijken de resultaten van stentplaatsing en CEA vergelijkbaar.
-
CEA blijft de gouden standaard voor de behandeling van symptomatische carotisstenose, in elk geval voor patiënten ouder dan 70 jaar.
artikel
Het Centraal Bureau voor de Statistiek schat dat ruim 49.000 mensen in Nederland in 2009 een CVA hebben gehad (bron: http://statline.cbs.nl/statweb/). Het CVA komt op de 3e plaats van doodsoorzaken. Ongeveer een kwart van de CVA’s wordt veroorzaakt door een significante stenose in de A. carotis; ‘significante stenose’ wil zeggen: > 70% reductie van het vaatlumen.
Meerdere studies hebben aangetoond dat medicamenteuze behandeling gecombineerd met een carotisendarteriëctomie (CEA; figuur 1) van een symptomatische significante carotisstenose het risico op een invaliderend herseninfarct of overlijden aanzienlijk reduceert. Uit een recente meta-analyse blijkt een CEA gepaard te gaan met een absolute risicoreductie van 16% op een invaliderend herseninfarct in de 5 jaar na de ingreep (‘number needed to treat’: 6).1
Percutane transluminale angioplastiek met stentplaatsing (‘carotid artery stenting’, hierna kortweg: ‘stentplaatsing’) biedt een alternatief voor deze ingreep. Stentplaatsing heeft enkele voordelen ten opzichte van een CEA. De kans op beschadiging van hersenzenuwen wordt vermeden en een distale stenose in de A. carotis interna kan worden behandeld (figuur 2). Stentplaatsing kan echter ook gepaard gaan met het optreden van een herseninfarct tijdens of kort na de ingreep. Deze herseninfarcten worden voornamelijk veroorzaakt door een embolie van plaquemateriaal tijdens de procedure.
In 2006 concludeerden Van der Worp en collegae in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde op basis van de kortetermijnresultaten van 2 vergelijkende studies dat stentplaatsing geen alternatief biedt voor CEA bij patiënten met een symptomatische significante carotisstenose.2 In dit artikel beschrijven wij de langetermijnresultaten van deze en nieuwe vergelijkende studies naar stentplaatsing en CEA.
Methode
De databanken Cochrane Controlled Trials Register, Pubmed, Google scholar en EMBASE werden doorzocht op prospectief gerandomiseerde studies en meta-analyses van de vroege en late uitkomsten van stentplaatsing en CEA bij patiënten met een symptomatische significante carotisstenose, gepubliceerd tot 1 oktober 2010. Hiervoor gebruikten wij de volgende MeSH-termen: ‘carotid artery stenting’, ‘carotid endarterectomy’, ‘carotid treatment’, ‘symptomatic carotid stenosis’, ‘clinical trial’ en ‘randomized’. De referenties van de geselecteerde artikelen werden doorzocht op andere potentiëel relevante studies.
Dit leverde 152 artikelen op, waarvan 9 prospectief gerandomiseerde studies en 11 meta-analyses en systematische reviews. Gezien de diverse beperkingen van de vroegste prospectieve studies, zoals inclusie van voornamelijk patiënten met asymptomatische stenosen of het niet gebruiken van stents, en de aanzienlijk grotere aantallen patiënten in de recentste studies, beperken wij ons in dit artikel tot het bespreken van de volgende studies: ‘Stent protected angioplasty versus carotid endarterectomy’ (SPACE), ‘Stenting in patients with symptomatic severe carotid stenosis’ (EVA-3S), ‘International carotid stenting study’ (ICSS) en de ‘Carotid revascularization endarterectomy vs. stenting trial’ (CREST). De kenmerken van deze 4 studies staan beschreven in tabel 1.
Resultaten
Uitkomsten van prospectieve gerandomiseerde trials
De vroege en late uitkomsten van stentplaatsing en CEA bij patiënten met een symptomatische carotisstenose staan in de tabellen 2 en 3.
SPACE en EVA-3S De SPACE-studie en de EVA-3S-studie waren Europese studies;3-6 beide waren ‘non-inferioriteitstrials’. Bij een non-inferioriteitstrial wordt geanalyseerd of een behandeling niet inferieur is aan een andere behandeling; het verschil tussen de 2 behandelingen moet dan binnen een vastgestelde klinische marge vallen.
Beide onderzoeken werden vroegtijdig gestaakt. De SPACE-studie was een onderzoek bij 1183 patiënten met een symptomatische carotisstenose van meer dan 70%. Het 30-dagenrisico op een ipsilateraal herseninfarct of overlijden was vergelijkbaar in beide groepen (stentplaatsing: 6,9%; CEA: 6,4%), maar de non-inferioriteit van stentplaatsing kon niet worden aangetoond. Hetzelfde gold voor de resultaten na 2 jaar, zoals beschreven in tabel 3.
De EVA-3S-studie includeerde 527 patiënten met een symptomatische carotisstenose. Het routinematig gebruik van cerebrale-protectiemiddelen werd gedurende de studie ingevoerd. Protectiemiddelen voor het cerebrum, zoals endovasculaire filters, hebben tot doel te voorkómen dat een embolie van plaquemateriaal tijdens de procedure leidt tot een herseninfarct. Het nut van deze middelen is momenteel onderwerp van veel discussie.
Na 30 dagen was het risico op overlijden of een herseninfarct aanzienlijk groter in de stentgroep (9,6%) dan in de CEA-groep (3,9%). De EVA-3S-studie werd dan ook vroegtijdig stopgezet. Ook de cumulatieve resultaten na 4 jaar waren nadelig voor de patiënten bij wie een stent geplaatst was. In de stentgroep was 11,1% overleden of had een herseninfarct gehad; in de CEA-groep was dit 6,2%, wat vooral te wijten was aan matige resultaten na 30 dagen.6 Zowel de SPACE- als de EVA-3S-studie lieten zien dat stentplaatsing en CEA na 30 dagen vergelijkbaar effectief waren, al werden beide studies wel voortijdig stopgezet.
ICSS Eind 2009 werden de resultaten van de ICSS gepresenteerd.7 Onder de 1710 deelnemers aan deze studie waren meer dan 400 patiënten uit Nederlandse centra. Cerebrale-protectiemiddelen werden tijdens de stentplaatsing gebruikt bij 76% van de patiënten. Ook in dit onderzoek waren de uitkomsten – herseninfarct, myocardinfarct of overlijden binnen 30 dagen – ongunstiger in de stentgroep dan in de CEA-groep (hazardratio: 1,7; 95%-BI: 1,2-2,5). Dit was voornamelijk te wijten aan het vaker voorkomen van een herseninfarct na stentplaatsing; dit betrof zowel ‘niet-invaliderende’ herseninfarcten (na stentplaatsing: 4,6%; na CEA: 1,6%) als fatale herseninfarcten (na stentplaatsing: 1,1%; na CEA 0,2%).
Interventies in de A. carotis kunnen niet alleen gecompliceerd worden door een symptomatisch herseninfarct, maar ook door een stil infarct zonder uitvalsverschijnselen. In de ICSS werd bij 231 patiënten MRI-onderzoek verricht vóór de ingreep, 1-7 dagen na de ingreep en 27-33 dagen na de ingreep. Op de MRI-scan (‘diffusion-weighted imaging’) 1 dag na de ingreep werden bij patiënten die stentplaatsing hadden ondergaan, aanzienlijk vaker één of meer nieuwe ischemische laesies gezien (gecorrigeerde oddsratio: 5,21; 95%-BI: 2,78-9,79). MRI-onderzoek toonde in de stentgroep 3 maal vaker een nieuwe laesie aan die verdacht was voor een stil infarct dan in de CEA-groep.8
CREST In de CREST-studie waren de eisen voor bekwaamheid van de behandelaar aanzienlijk scherper gedefinieerd, voor zowel de stentgroep als de CEA-groep.9 De behandelaars werden gecertificeerd voor deelname aan de studie na analyse van hun resultaten uit het verleden, als zij meer dan 12 ingrepen per jaar verrichtten en als zij de ingrepen onder supervisie hadden uitgevoerd tijdens trainingen voorafgaand aan de studie.
Tijdens stentplaatsing werden cerebrale-protectiemiddelen bij 96% van de patiënten gebruikt. Wanneer alleen gegevens van patiënten met een symptomatische stenose (n = 1321) werden geanalyseerd, dan was er in deze studie geen significant verschil tussen beide behandelingen in het risico op een ongunstige uitkomst (herseninfarct, myocardinfarct of overlijden) in de eerste 30 dagen na de ingreep (na stentplaatsing: 6,7%; na CEA: 5,4%). Als alleen naar herseninfarct werd gekeken, was het risico in de eerste 30 dagen echter aanzienlijk hoger in de stentgroep (5,5 versus 3,2% na CEA; p = 0,04). Het risico op een myocardinfarct was niet significant hoger in de CEA-groep (na stentplaatsing: 1,0%; na CEA 2,3%; p = 0,08).
Resultaten meta-analyse
Er zijn veel meta-analyses en systematische reviews waarin de resultaten van stentplaatsing en CEA met elkaar worden vergeleken.10-20 In de recentste meta-analyse zijn ook de resultaten van de SPACE-, EVA-3S- en ICSS-studies meegenomen (n = 4796).19 Volgens deze analyse was het periprocedurele risico op overlijden of een herseninfarct 5,4% na CEA (95%-BI: 4,0-7,0) en 7,3% na stentplaatsing (95%-BI: 4,9-10,1%). In totaal werden 5 studies vroegtijdig afgebroken; in deze studies was het gunstige effect van CEA op overlijden of herseninfarct het grootst (oddsratio (OR): 0,56; 95%-BI: 0,3-1,0; p = 0,05), groter dan in studies die niet vroegtijdig waren gestopt (OR: 0,76; 95%-BI: 0,47-1,23; p = 0,26). CEA ging gepaard met een groter risico op een myocardinfarct (OR: 2,69; 95%-BI: 1,6-6,8; p = 0,04). Er was geen verschil in het langetermijnrisico op overlijden of een herseninfarct tussen stentplaatsing en CEA.
Beschouwing
Cardiale versus cerebrale complicaties
Tussen stentplaatsing en CEA lijken duidelijke verschillen te bestaan in het risico op een cardiale dan wel een cerebrale complicatie. Volgens diverse studies was het risico op een herseninfarct in de eerste 30 dagen na de ingreep aanzienlijk hoger bij stentplaatsing dan bij CEA. Het risico op een myocardinfarct was echter hoger in de CEA-groep. In de CREST-studie werd een myocardinfarct gedefinieerd als een stijging in de troponineconcentratie tot ≥ 2 maal de hoogste referentiewaarde of als ecg-afwijkingen suggestief voor myocardischemie, inclusief ST-segmentdepressie. Het is onduidelijk in hoeverre het in deze studie ging om patiënten met een daadwerkelijk myocardinfarct of om patiënten met een tijdelijk doorgemaakte periode van myocardischemie. Wanneer elke patiënt na de ingreep hierop werd geanalyseerd, bleek subklinische myocardschade vaker voor te komen na CEA dan na stentplaatsing.
Interventies aan de A. carotis kunnen niet alleen door een symptomatisch herseninfarct gecompliceerd worden, maar ook door een stil infarct zonder uitvalsverschijnselen. Beide vormen komen vaker voor na stentplaatsing, zo blijkt uit onderzoek waarin systematisch naar cerebrale ischemie werd gekeken. MRI-onderzoek in de ICSS-studie toonde in de stentgroep 3 maal vaker een nieuwe laesie aan die verdacht was voor een stil infarct dan in de CEA-groep.8
Het optreden van stille herseninfarcten is gerelateerd aan een verminderd cognitief functioneren en mogelijk aan het ontstaan van vasculaire dementie.21 De CREST-studie toonde tevens aan dat zowel een invaliderend als een niet invaliderend-herseninfarct gepaard gaat met een duidelijke daling in kwaliteit van leven 1 jaar na de interventie. Bij patiënten die een myocardinfarct kregen daalde de kwaliteit van leven echter niet. Ook hiervoor geldt dat in de CREST-studie elke vorm van myocardschade in beschouwing werd genomen en niet alleen de myocardinfarcten met klinische symptomen.
Deskundigheid
De beperkte ervaring met endovasculaire carotisbehandelingen van de specialisten die de stents moesten plaatsen is een terugkerend punt van discussie. In de EVA-3S-studie bijvoorbeeld, was ‘voldoende technische expertise’ gedefinieerd als het ooit hebben verricht van 12 percutane transluminale angioplastieken met stentplaatsing of 35 supra-aortale endovasculaire procedures. Als een specialist hier niet aan kon voldoen, moest de stentplaatsing onder supervisie worden verricht. De ervaring volgens de definitie lijkt erg beperkt, maar de diverse studies beschrijven niet wat de daadwerkelijke ervaring van de deelnemende specialisten was met de CEA-procedure of stentplaatsing.
In de EVA-3S- en ICSS-studie waren weinig tot geen verschillen in de resultaten na stentplaatsing tussen de behandelaars met veel en die met weinig ervaring. Het risico op overlijden of een herseninfarct 30 dagen na stentplaatsing was 12,2% bij behandelaars die meer dan 50 stentprocedures hadden verricht, tegen 11,0% bij degenen die minder dan 50 procedures hadden verricht en 7,1% bij degenen die de plaatsing van de stents onder supervisie hadden verricht.
De eerste resultaten van de CREST-studie laten zien dat voldoende training en kwaliteitsbewaking een grote rol kan spelen.22 Pas na externe evaluatie van hun eigen resultaten bij stentplaatsing (‘lead-in fase’) mochten specialisten deelnemen aan de daadwerkelijke CREST-studie. De kans op overlijden en herseninfarct in de eerste 30 dagen na stentplaatsing lijkt in de CREST-studie lager dan bijvoorbeeld in de EVA-3S studie.
Wanneer de CREST-resultaten worden vergeleken met die van de SPACE- en ICSS-studies, zijn de verschillen in bijvoorbeeld het 30-dagenrisico op overlijden of herseninfarct na stentplaatsing marginaal (zie tabel 2). Ook in de CREST-studie waren de resultaten na stentplaatsing slechter dan na CEA bij patiënten met een symptomatische carotisstenose; dit verschil was ook aantoonbaar op de langere termijn, meer dan 30 dagen na de ingreep. Het verrichten van angioplastiek met stentplaatsing door zeer ervaren deelnemers, zoals in de CREST-studie, beperkt uiteraard wel de brede inzetbaarheid van stentplaatsing in de dagelijkse praktijk.
Leeftijd patiënt
Mogelijk speelt ook de leeftijd van de patiënt een rol bij de uitkomsten van een interventie aan de A. carotis. Uit zowel de SPACE-, de EVA-3S- als de CREST-studie kwam naar voren dat oudere patiënten beter af waren met een CEA. Met name jongere patiënten (< 70 jaar) en patiënten met een ernstige contralaterale stenose hadden een lager risico op overlijden, myocardinfarct of herseninfarct wanneer zij behandeld waren met een stent.
De 3 Europese studies, SPACE, EVA-3S en de ICSS, hebben zich verenigd in de ‘Carotid stenting trialists collaboration’, waarin op individueel niveau de patiëntengegevens werden samengevoegd.23 Deze grotere omvang maakte subgroepanalyse mogelijk. Bij patiënten ouder dan 70 jaar heeft CEA de voorkeur; het voordeel ten opzichte van stentplaatsing neemt nog verder toe met het stijgen van de leeftijd van de patiënt. Bij patiënten jonger dan 70 jaar lijken stentplaatsing en CEA gelijkwaardig, al is het 95%-betrouwbaarheidsinterval ruim (risicoratio overlijden of herseninfarct: 1,0 (95%-BI: 0,68-1,47). Bij patiënten jonger dan 70 jaar hebben sommigen dus waarschijnlijk meer baat van stentplaatsing terwijl anderen juist meer baat hebben van een CEA.
Overige beperkingen prospectief gerandomiseerde studies
De genoemde studies hebben diverse beperkingen; deze zijn reeds eerder besproken.24,25 Diverse studies zijn vroegtijdig gestopt naar aanleiding van interim-analyses, waarmee het aantal geïncludeerde patiënten ruim onder het aantal bleef dat nodig werd geacht. De inclusie van patiënten met een asymptomatische carotisstenose, het gebruik van cerebrale-protectiemiddelen en verschillen in antitrombotische medicatie maken het daarnaast lastig om diverse studies met elkaar te vergelijken. Verder verschillen de studies in de definities van de primaire uitkomstmaten (zie tabel 1).
Tot slot zijn in de huidige studies de plaques en de anatomische kenmerken van de laesies nauwelijks onderzocht. Instabiele plaques, intraluminale trombi, een tortueuze carotisarterie of een afwijkende aortaboog maken de patiënt een slechte kandidaat voor angioplastiek met stentplaatsing. Dat een CEA betere resultaten geeft dan stentplaatsing bij oudere patiënten wordt mogelijk door dit soort kenmerken verklaard.
Conclusie
Er is de hoogste graad van bewijs voor de stelling dat bij patiënten met een symptomatische significante carotisstenose een endarteriëctomie de gouden standaard is.
Leerpunten
-
De standaardbehandeling van patiënten met een symptomatische carotisstenose is medicamenteuze therapie gecombineerd met een chirurgische endarteriëctomie.
-
Percutane transluminale angioplastiek met stentplaatsing maakt opgang als alternatief voor carotisendarteriëctomie (CEA).
-
Angioplastiek met stentplaatsing geeft een hoger risico op een herseninfarct of overlijden dan CEA in de eerste 30 dagen na de ingreep.
-
Na deze periode lijkt het risico op overlijden of een herseninfarct bij CEA en stentplaatsing vergelijkbaar.
Literatuur
-
Rothwell PM, Eliasziw M, Gutnikov SA, et al. Analysis of pooled data from the randomised controlled trials of endarterectomy for symptomatic carotid stenosis. Lancet. 2003;361:107-16 Medline. doi:10.1016/S0140-6736(03)12228-3
-
Van der Worp HB, Kappelle LJ. Stentplaatsing bij een symptomatische stenose van de A. carotis interna voorlopig niet te verkiezen boven endarteriëctomie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2582-5 Medline.
-
Ringleb PA, Allenberg J, Bruckmann H, et al. 30 day results from the SPACE trial of stent-protected angioplasty versus carotid endarterectomy in symptomatic patients: a randomised non-inferiority trial. Lancet. 2006;368:1239-47 Medline. doi:10.1016/S0140-6736(06)69122-8
-
Eckstein HH, Ringleb P, Allenberg JR, et al. Results of the Stent-Protected Angioplasty versus Carotid Endarterectomy (SPACE) study to treat symptomatic stenoses at 2 years: a multinational, prospective, randomised trial. Lancet Neurol. 2008;7:893-902 Medline. doi:10.1016/S1474-4422(08)70196-0
-
EVA-3S investigators. Endarterectomy vs. Angioplasty in Patients with Symptomatic Severe Carotid Stenosis (EVA-3S) trial. Cerebrovasc Dis. 2004;18:62-5 Medline. doi:10.1159/000078751
-
Mas JL, Trinquart L, Leys D, et al. Endarterectomy Versus Angioplasty in Patients with Symptomatic Severe Carotid Stenosis (EVA-3S) trial: results up to 4 years from a randomised, multicentre trial. Lancet Neurol. 2008;7:885-92 Medline. doi:10.1016/S1474-4422(08)70195-9
-
International Carotid Stenting Study investigators, Ederle J, Dobson J, et al. Carotid artery stenting compared with endarterectomy in patients with symptomatic carotid stenosis (International Carotid Stenting Study): an interim analysis of a randomised controlled trial. Lancet. 2010;375:985-97.Medline
-
Bonati LH, Jongen LM, Haller S, Flach HZ, Dobson J, Nederkoorn PJ, et al. New ischaemic brain lesions on MRI after stenting or endarterectomy for symptomatic carotid stenosis: a substudy of the International Carotid Stenting Study (ICSS). Lancet Neurol. 2010;9:353-62.Medline
-
Brott TG, Hobson RW 2nd, Howard G, Roubin GS, Clark WM, Brooks W, et al.; CREST Investigators. Stenting versus endarterectomy for treatment of carotid-artery stenosis. N Engl J Med. 2010;363:11-23 Medline. doi:10.1056/NEJMoa0912321
-
Brahmanandam S, Ding EL, Conte MS, Belkin M, Nguyen LL. Clinical results of carotid artery stenting compared with carotid endarterectomy. J Vasc Surg. 2008;47:343-9 Medline. doi:10.1016/j.jvs.2007.10.034
-
Ringleb PA, Chatellier G, Hacke W, et al. Safety of endovascular treatment of carotid artery stenosis compared with surgical treatment: a meta-analysis. J Vasc Surg. 2008;47:350-5 Medline. doi:10.1016/j.jvs.2007.10.035
-
Murad MH, Flynn DN, Elamin MB, et al. Endarterectomy vs stenting for carotid artery stenosis: a systematic review and meta-analysis. J Vasc Surg. 2008;48:487-93 Medline. doi:10.1016/j.jvs.2008.05.035
-
Liu Z, Shi Z, Wang Y, et al. Carotid artery stenting versus carotid endarterectomy: systematic review and meta-analysis. World J Surg. 2009;33:586-96 Medline. doi:10.1007/s00268-008-9862-8
-
Sidawy AN, Zwolak RM, White RA, Siami FS, Schermerhorn ML, Sicard GA. Risk-adjusted 30-day outcomes of carotid stenting and endarterectomy: results from the SVS Vascular Registry. J Vasc Surg. 2009;49:71-9 Medline. doi:10.1016/j.jvs.2008.08.039
-
McPhee JT, Schanzer A, Messina LM, Eslami MH. Carotid artery stenting has increased rates of postprocedure stroke, death, and resource utilization than does carotid endarterectomy in the United States, 2005. J Vasc Surg. 2008;48:1442-50, 1450.Medline
-
Jeng JS, Liu HM, Tu YK. Carotid angioplasty with or without stenting versus carotid endarterectomy for carotid artery stenosis: a meta-analysis. J Neurol Sci. 2008;270:40-7 Medline. doi:10.1016/j.jns.2008.01.012
-
Luebke T, Aleksic M, Brunkwall J. Meta-analysis of randomized trials comparing carotid endarterectomy and endovascular treatment. Eur J Vasc Endovasc Surg. 2007;34:470-9 Medline. doi:10.1016/j.ejvs.2007.06.001
-
Ederle J, Featherstone RL, Brown MM. Randomized controlled trials comparing endarterectomy and endovascular treatment for carotid artery stenosis: a Cochrane systematic review. Stroke. 2009;40:1373-80 Medline. doi:10.1161/STROKEAHA.108.531228
-
Meier P, Knapp G, Tamhane U, Chaturvedi S, Gurm HS. Short term and intermediate term comparison of endarterectomy versus stenting for carotid artery stenosis: systematic review and meta-analysis of randomised controlled clinical trials. BMJ. 2010;340:c467 Medline. doi:10.1136/bmj.c467
-
Roffi M, Mukherjee D, Clair DG. Carotid artery stenting vs. endarterectomy. Eur Heart J. 2009;30:2693-704 Medline. doi:10.1093/eurheartj/ehp471
-
Lal BK. Cognitive function after carotid artery revascularization. Vasc Endovascular Surg. 2007;41:5-13 Medline. doi:10.1177/1538574406297253
-
Hopkins LN, Roubin GS, Chakhtoura EY, et al. The Carotid Revascularization Endarterectomy versus Stenting Trial: credentialing of interventionalists and final results of lead-in phase. J Stroke Cerebrovasc Dis. 2010;19:153-62 Medline. doi:10.1016/j.jstrokecerebrovasdis.2010.01.001
-
Bonati LH, Dobson J, Algra A, et al. Short-term outcome after stenting versus endarterectomy for symptomatic carotid stenosis: a preplanned meta-analysis of individual patient data. Lancet. 2010;376:1062-73 Medline. doi:10.1016/S0140-6736(10)61009-4
-
Van der Vaart MG, Meerwaldt R, Reijnen MM, Tio RA, Zeebregts CJ. Endarterectomy or carotid artery stenting: the quest continues. Am J Surg. 2008;195:259-69 Medline. doi:10.1016/j.amjsurg.2007.07.022
-
Zeebregts CJ, Meerwaldt R, Geelkerken RH. Carotid artery stenting: a 2009 update. Curr Opin Cardiol. 2009;24:528-31 Medline. doi:10.1097/HCO.0b013e328330c302
Carotisendarteriectomie
In de editie van het NTVG februari 2011, wordt de behandeling van carotislijden uitvoerig beschreven, echter een niet onbelangrijke populatie van patiënten wordt niet besproken, namelijk diegenen met gecombineerd significant carotis- en coronair lijden. Herseninfarct blijft één van de majeure complicatie tijdens cardiale chirurgie (CABG) met een absolute incidentie van 2%. Ernstig carotislijden wordt geassocieerd met een viervoudige stijging van het risico op een perioperatief herseninfarct na CABG. Sinds 1998 worden in het St.-Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein patiënten met dergelijk gecombineerd vaatlijden behandeld middels een carotis stentplaatsing (CAS) voorafgaand CABG.1 Dit geldt zowel voor de neurologisch symptomatische als de asymptomatische patiënten met bilaterale ernstige carotisstenose. Bij het merendeel van deze patiënten is er sprake van verminderde cerebrale autoregulatie. Hierdoor worden de hersenen tijdens de extracorporele circulatie meer kwetsbaar voor enerzijds hypoperfusie, mede in de hand gewerkt door de ispilaterale stenose en anderzijds voor atheroembolen afkomstig vanuit om het even welk vaatbed. Bovendien veroorzaakt embolisatie een cumulatief schadelijk effect in een reeds gehypoperfundeerd brein. Door de carotis revascularisatie kan men dit fenomeen gedeeltelijk omkeren.
Aangezien de patiënten tot de hoog risico groep behoren voor carotisendarterectomie (CEA), wordt er in ons centrum, onderbouwd door de resultaten uit SAPPHIRE,2 gekozen voor CAS voorafgaand aan CABG. Daarenboven blijkt nu ook aangetoond in recente literatuur (CREST,3 zie ook Meerwaldt .NTVG febr 2011) dat bij patiënten met geïsoleerd carotislijden de kans op een myocardinfarct kleiner is na CAS dan na CEA. Ook al lijdt myocardschade niet altijd tot onmiddellijke daling van de kwaliteit van leven, toch is er wel een substraat gecreëerd voor latere levensbedreigende ventriculaire arrytmieën. Het is dan ook voor de hand liggend om bij mensen die reeds instabiel coronair lijden vertonen, de carotis pathologie te behandelen, indien nodig en technisch mogelijk, middels CAS.
Jan Van der Heyden , Herbert W. Plokker en Maarten, Jan Suttorp,
1. Van der Heyden J, Suttorp MJ, Bal ET,et al. Staged Carotid Angioplasty and Stenting followed by Cardiac Surgery in Patients with Severe Asymptomatic Carotid Artery Stenosis: Early and Long-Term Results. Circulation.2007;116(18):2036-42.
2. Gurm HS, Yadav JS, Fayad P, et al. SAPPHIRE Investigators.Long-term results of carotid stenting versus endarterectomy in high-risk patients.N Engl J Med. 2008;358:1572-9.
3. Brott TG, Hobson RW 2nd, Howard G, Roubin GS.et al. Stenting versus endarterectomy for treatment of carotid-artery stenosis.N Engl J Med. 2010;363:11-23.