Palliatieve sedatie na introductie KNMG-richtlijn

Onderzoek
Siebe J. Swart
Judith A.C. Rietjens
Tijn Brinkkemper
Lia van Zuylen
Wijnanda A. van Burg-Verhage
Wouter W.A. Zuurmond
Miel W. Ribbe
Marco H. Blanker
Roberto S.G.M. Perez
Agnes van der Heide
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A2857
Abstract

Samenvatting

Doel

Beschrijven van de praktijk van palliatieve sedatie na invoering van de KNMG-richtlijn.

Opzet

Vragenlijstonderzoek.

Methode

In 2008 werd aan 1580 artsen gevraagd een vragenlijst in te vullen over de laatste patiënt bij wie zij continue sedatie tot aan het overlijden hadden toegepast.

Resultaten

Het responspercentage was 38% (n = 606). 82% van de respondenten gaf aan de KNMG-richtlijn te kennen. Benauwdheid, pijn en lichamelijke uitputting waren de meest genoemde doorslaggevende indicaties. Het besluit om continu te sederen werd met alle wilsbekwame patiënten besproken. Bij 18% betrof dit alleen het mededelen van het besluit. De levensverwachting van de patiënt bij de start van de sedatie werd bij 97% geschat op minder dan 2 weken. Bij 14% voelden artsen zich onder druk gezet om te beginnen met sedatie, voornamelijk door patiënten en naasten. Artsen waren 81% van de keren aanwezig bij de start van de sedatie. Bij 92% van de patiënten werd midazolam gebruikt. 41% van de artsen schatte in dat de sedatie enige levensbekorting tot gevolg had gehad. De meeste artsen gaven aan dat de klachten van de patiënt adequaat werden verlicht door de toepassing van de sedatie, dat de naasten tevreden waren, en dat een goede kwaliteit van sterven werd bereikt.

Conclusie

De praktijk van continue sedatie in Nederland was grotendeels in overeenstemming met aanbevelingen van de KNMG-richtlijn. Punten van aandacht waren de door artsen gevoelde druk om te starten met sedatie en het door artsen genoemde mogelijk levensbekortende effect van continue sedatie.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.

Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg: drs. S.J. Swart, specialist ouderengeneeskunde (tevens Laurens Antonius IJsselmonde, Rotterdam); dr. J.A.C. Rietjens, gezondheidswetenschapper; drs. W. A. van Burg-Verhage, student (thans arts-assistent in opleiding tot tropenarts, Albert Schweitzerziekenhuis, Dordrecht); dr. A. van der Heide, arts-epidemioloog.

Afd. Interne Oncologie: dr. L. van Zuylen, internist-oncoloog.

VU Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Anesthesiologie: prof.dr. W.W.A. Zuurmond, anesthesioloog (tevens Hospice Kuria, Amsterdam).

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Huisartsgeneeskunde, Groningen.

Dr. M. Blanker, huisarts-epidemioloog.

Contact drs. S.J. Swart (s.swart@erasmusmc.nl)

Verantwoording

Jaap Talsma, huisarts, en de Integrale Kankercentra Amsterdam (IKA) en Rotterdam (IKR) hielpen bij het verzamelen van de data. Dit artikel was niet mogelijk geweest zonder de bijdrage van alle respondenten.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: Deze studie werd mogelijk gemaakt met financiële ondersteuning van ZonMw, Sint Laurens Fonds Rotterdam en de Stichting Palliatieve Zorg Dirksland-Calando. Dr. R.S.G.M. Perez ontving vergoeding van BSL voor het houden van een lezing.
Aanvaard op 8 december 2010

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties