Samenvatting
- Monoklonale antilichamen (MOAB’s) worden vanwege hun hoge specificiteit in toenemende mate therapeutisch ingezet.
- MOAB’s zijn afgeleid van immunoglobulinen en zijn geheel of gedeeltelijk van muriene of humane oorsprong. Ze worden parenteraal toegediend: veelal intraveneus, maar sommige ook subcutaan of intramusculair, waarbij absorptie waarschijnlijk plaatsvindt via het lymfesysteem.
- De verdeling van MOAB’s over de weefsels vanuit de bloedbaan vindt langzaam plaats en wordt bemoeilijkt door de molecuulgrootte, een probleem dat fragmenten van antilichamen (Fab-fragmenten) minder hebben.
- MOAB’s worden afgebroken tot peptiden en aminozuren. Dit proces vindt in vele weefsels in het lichaam plaats, maar waarschijnlijk vooral in epitheelcellen.
- Door verzadigbare binding van het MOAB aan zijn doelwit is de eliminatie vaak dosisafhankelijk (non-lineair).
- Immuunreacties kunnen de eliminatie van antilichamen versnellen, onder andere afhankelijk van de humanisatiegraad.
- Antilichamen en endogene immunoglobulinen worden beschermd tegen eliminatie door binding aan beschermingsreceptoren (‘neonatale Fc-receptor’; FcRn), wat de lange halfwaardetijd (tot wel 4 weken) verklaart.
- Metabole farmacokinetische interacties met andere geneesmiddelen zijn niet gemeld en zijn ook niet te verwachten.
- Wel zullen in de komende jaren MOAB’s met nieuwe doelwitten op de markt komen, terwijl de farmacokinetische eigenschappen van bestaande antilichamen verbeterd zullen worden.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:683-8
Reacties