Samenvatting
Doel
Vaststellen bij hoeveel vrouwen met baarmoederhalskanker in de jaren vóór de diagnose een uitstrijkje is gemaakt, of zij hadden deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek en welk advies zij hadden gekregen naar aanleiding van het uitstrijkje.
Opzet
Retrospectief cohortonderzoek.
Methode
Het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) werd voor de jaren 2006 en 2007 doorzocht op nieuwe gevallen van adeno- en plaveiselcelcarcinoom van de cervix bij vrouwen van 30-67 jaar. Van deze records werd nagegaan of in de 5 jaren vóór de diagnose een uitstrijkje was gemaakt. Van de vrouwen die hadden deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek werd vastgesteld tot welk advies het uitstrijkje had geleid.
Resultaten
In PALGA werden 1037 gevallen van plaveiselcel- of adenocarcinoom van de cervix gevonden. Bij 349 vrouwen (34%) was er geen uitstrijkje gemaakt in de 5 jaar vóór de diagnose, bij 688 (66%) wél. Bij 493 van hen was het uitstrijkje gemaakt in het kader van het bevolkingsonderzoek en bij 195 om andere reden. Van 476 vrouwen die hadden deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek kon achterhaald worden welk advies gegeven was naar aanleiding van het uitstrijkje. Bij 178 vrouwen (37%) was het uitstrijkje niet-afwijkend, terwijl 298 vrouwen (63%) opnieuw een uitstrijkje moesten laten maken of doorverwezen werden.
Conclusie
Onder de vrouwen die baarmoederhalskanker krijgen zijn er nog steeds teveel die niet hebben deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek, gezien de dekkingsgraad van het bevolkingsonderzoek (77%). Bij 37% van de vrouwen die hadden deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek was de uitslag van het uitstrijkje niet-afwijkend; dit zijn waarschijnlijk fout-negatieve uitslagen.
Reacties